‘Ik heb er twee. ’s Morgens om 06.00 uur begin ik te werken aan de tafel beneden. In gezelschap van mijn hond en in alle stilte. Op schrijfgebied gebeurt dan het meest. De rest van de dag werk ik achter mijn typemachine, omringd door wat me dierbaar is. Ik schrijf het mooist door mijn boek met potlood te schrijven, daarna typ ik het in mijn kamer uit. Het typoscript gaat naar de uitgever. Ik heb geen computer.’
‘Op blote voeten lopen? Zoals je me nu ziet – jasje, sokken, schoenen –zit ik er tijdens het schrijven niet bij. Dat heb ik voor jou gedaan. Mijn werkkleding bestaat uit een blouse, een broek en blote voeten.’
‘Een antiek rolbureau met geheime laatjes. Een erfstuk van mijn grootvader. Aan dat bureau beantwoord ik mijn post. Handgeschreven – zakelijke brieven doet mijn vrouw via de mail.’
‘Niets. Ik heb hier bijvoorbeeld een prullenbak met de kaart van Parijs erop. Gekocht toen ik net 17 was, om 05.00 uur op Gare du Nord tijdens mijn allereerste trip met een nachttrein. Reken maar uit hoe oud die is, toch mag hij niet weg.’
‘Sinds een ongeluk van mijn vrouw doe ik de boodschappen en kook ik soms. Een omelet maken is mijn specialiteit. Stofzuigen, de was, dat doe ik allemaal niet.’
‘Ik hang alles vol foto’s, knipsels, tekeningen, frutsels. Bibelots noemen de Fransen het. Mijn vrouw houdt me wel een beetje tegen. Maar ... er kan altijd meer bij.’
‘Er is ooit ingebroken, erg vervelend. Ik ben niet zo dapper. Dus als ’s avonds wordt aangebeld gaat eerst het kleine raam in de voordeur open om te kijken wie er staat. Ik ben ooit lange tijd alleen thuis geweest, toen liet ik overal het licht aan.’
‘Wij hebben al de ideale buurvrouw, Karin. Neem vanmorgen: belt ze om te vertellen dat ze met een vriendin naar hun favoriete Aziatische restaurant gaat. Oppert ze voor ons ook iets mee te nemen, zodat we niet hoeven te koken. Geweldig toch?’