
Heb je in 2013 of daarna voor het eerst een hypotheek afgesloten, dan heb je een lineaire hypotheek of een annuïteitenhypotheek. Deze hypotheekvormen vallen onder nieuwe fiscale regels: je bent verplicht de hypotheek minimaal annuïtair af te lossen om recht te hebben op hypotheekrenteaftrek. Daarnaast mag je over dit aflossen niet langer doen dan dertig jaar.
Heb je een annuïteitenhypotheek en ga je verhuizen? Dan ga je voor de nieuwe woning waarschijnlijk een nieuwe, hogere hypotheekschuld aan. Hoe bereken je de aflossingsduur?
Heb je overwaarde op het huis dat je verkoopt, dan pas je eerst de Bijleenregeling toe. Je trekt de overwaarde af van de aankoopprijs van de nieuwe woning. Hierna weet je hoeveel je maximaal mag financieren met hypotheekrenteaftrek. Is dat bedrag hoger dan je oude schuld, dan moet je de nieuwe hypotheekschuld opdelen. De oude schuld en aflossing blijven zoals het is, voor de nieuwe schuld geldt weer een aflosperiode van dertig jaar.
Karel heeft op 1 maart 2014 een annuïteitenhypotheek afgesloten van € 250.000. Op 1 april 2020 verkoopt hij zijn woning voor € 300.000. De hypotheekschuld is op dat moment nog €212.680. De resterende looptijd van de lening is 275 maanden. De eigenwoningreserve is dan (€ 300.000-€ 212.680) € 87.320. Voor de eenvoud laten we in dit voorbeeld de verkoopkosten achterwege.
Karel wordt direct eigenaar van een nieuwe woning voor € 400.000. De eigenwoningreserve van € 87.320 trekt hij hiervan af. De maximale hypotheekschuld wordt dan € 312.680, die als volgt moet worden opgedeeld:
Heb je een annuïteitenhypotheek en ga je verhuizen naar een goedkopere woning? Dan geldt voor de hypotheekschuld de al lopende aflossingsperiode. Stel dat de totale hypotheekschuld in het voorbeeld hierboven nog maar € 200.000 is, dan moet dat
bedrag in 275 maanden worden afgelost.