Minister moet nu aan de bak om woningnood te keren
Voor een hele generatie starters is het ondoenlijk om aan een betaalbare woning te komen. Tijd dat de minister voor Wonen daar iets aan doet, ze heeft al een aantal krachtige instrumenten in handen.
Politici zijn zelden geïnteresseerd in problemen waarvoor zij geen oplossing hebben, zo weten Den Haag-watchers. Dergelijke problemen worden genegeerd of op andermans bord geschoven. Het woningtekort in Nederland is een schrijnend voorbeeld. Terwijl wonen een grondwettelijk recht is, is de realisatie door het Rijk uitbesteed aan gemeenten en provincies. Zo is niemand eindverantwoordelijk, laat staan af te rekenen op het resultaat. Eind van het liedje is dat het voor een hele generatie starters onmogelijk is een betaalbare huur- of koopwoning te bemachtigen.
Een tekort van 300.000 woningen zou voldoende moeten zijn om het Malieveld te overspoelen, ware het niet dat woningzoekenden moeilijk te mobiliseren zijn. De nood is er niet minder om. In de Nationale Woonagenda is afgesproken dat het woningtekort moet worden ingelopen door de bouw van jaarlijks minimaal 75.000 woningen. De komende jaren is deze doelstelling volledig uit beeld. Naast de stikstof- en PFAS-perikelen is het gebrek aan bouwlocaties de belangrijkste oorzaak.
Gemeenten en provincies kunnen dit oplossen door extra locaties aan het wijzen, maar wie zorgt ervoor dat zij dat ook echt doen? En wie stuurt hen terug naar de tekentafel als de lokale plannen onvoldoende zijn om op nationaal niveau de woningnood te keren? Op dit moment pakt niemand die rol. Het is dringend nodig dat de minister voor Wonen deze verantwoordelijkheid neemt. Door als eindbaas van de woningmarkt invulling te geven aan wonen als grondrecht en te voorkomen dat hele volksstammen langdurig buiten de boot vallen. Het goede nieuws voor de minister is dat zij hiervoor – anders dan vaak wordt gedacht – een krachtig instrument in handen heeft.
Via een inpassingsplan kan het Rijk woningbouwlocaties aanwijzen als gemeenten en provincies daar zelf onvoldoende in slagen. Ook kunnen voorwaarden worden gesteld aan het type woningen, denk aan eengezinswoningen in plaats van appartementen en aan kleine woningen die geschikt zijn voor starters. Voor een inpassingsplan is het nodig dat een nationaal belang op het spel staat. Tot nu toe gaat het bijvoorbeeld om voldoende nationale vuilnisstortcapaciteit of om de inpassing van een snelweg. Het behoeft geen betoog dat het realiseren van voldoende woningen voor een groeiende bevolking een minstens even groot nationaal belang vertegenwoordigt. In de praktijk zal de minister dit instrument zelden hoeven te gebruiken.
Het genoeg als gemeenten en provincies weten dat zij er zo nodig toe bereid is. Medeoverheden zullen het doorgaans niet zo ver willen laten komen. Met het inpassingsplan wordt ook een optimale mix mogelijk tussen centraal en decentraal beleid. Door het als stok achter de deur te houden, wordt op centraal niveau zeker gesteld dat voldoende bouwlocaties beschikbaar komen voor het juiste type woningen. Maar de invulling van de plannen wordt in eerste instantie aan gemeenten en provincies overgelaten. Zij worden alleen overruled als zij erin falen de nationaal benodigde locaties en woningtypen aan te wijzen.
Dan nog het volgende. In diverse steden met een oververhitte woningmarkt wordt momenteel gezocht naar manieren om starters een betere concurrentiepositie te geven ten opzichte van particuliere beleggers. Een zelfbewoningsplicht is een interessante optie. Het kabinet broedt op de vraag of dit een passende maatregel is, ook in het licht van het eigendomsrecht, het recht op vrijheid van vestiging en vrij verkeer van kapitaal. Hopelijk wordt dit ei zo snel mogelijk gelegd.
Maar er is nog een andere – minder vérgaande – mogelijkheid om starters te steunen: het herintroduceren van de huisvestingsvergunning. Vroeger konden gemeenten sociale en/of economische eisen stellen aan huizenkopers, denk aan gezinssamenstelling en inkomen. In 2015 is deze bevoegdheid uit de Huisvestingswet geschrapt. Dit gebeurde met de crisis in het achterhoofd, toen het al moeilijk genoeg was een koper te vinden voor een woning.
Hoe anders ziet de wereld er anno 2020 uit. Niets hoeft minister en parlement er daarom van te weerhouden deze bevoegdheid spoorslags weer in de wet op te nemen. Er zijn dus meerdere oplossingen om de woningnood te keren. Hopelijk verhoogt dit de Haagse interesse om er onmiddellijk werk van te gaan maken.
Over de auteur
Rob Mulder is directeur belangenbehartiging bij Vereniging Eigen Huis.