Kennisbank
Hoe wordt de gebruiksoppervlakte voor de WOZ bepaald?
Om de WOZ-waarde van een woning in te kunnen schatten, kijkt de gemeente naar de gebruiksoppervlakte van een woning. Dit aantal vierkante meter woonoppervlakte wordt bepaald aan de hand van een meetinstructie, de zogenoemde NEN2580-norm. De meetinstructie is vanaf 2022 verplicht. Een aantal belangrijke uitgangspunten bij de meting van het aantal vierkante meters zijn:
- De stahoogte moet minimaal 1,50 meter zijn. Ruimten die dus lager zijn worden niet meegerekend. Uitzonderingen hierop zijn vloeren onder trappen of hellingbanen. De vloer onder de trap met een hoogte van 1,50 meter of lager wordt niet meegerekend tot de gebruiksoppervlakte.
- Een trapgat of vide telt mee als de oppervlakte groter is dan 4m2 (gemeten langs de binnenzijde).
- Een leidingschacht, nis of inspringende gebouwdelen met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2, gemeten langs de binnenzijde tellen niet mee bij de oppervlakte.
- Delen die aan de woning vast zitten en afgesloten zijn (zoals een garage, erker, bijkeuken of dakkapel) horen ook bij de gebruiksoppervlakte. Een carport wordt bijvoorbeeld niet meegerekend; deze is niet afgesloten.
- Ook kelders, bergingen en garages in of onder de woning worden in de gebruiksoppervlakte meegenomen.
- Heeft de woning meer verdiepingen, dan wordt de gebruiksoppervlakte van die verdiepingen bij elkaar opgeteld.
- De gebruiksoppervlakte wordt gemeten vanaf de binnenzijde van de buitenmuren.
Delen die niet aan bovenstaande eisen voldoen, worden gewaardeerd als 'gebruiksoppervlakte overig'. De waardering van gebruiksoppervlakten gebeurt volgens waardestaffels. Deze zijn afhankelijk van de ligging (zoals regio, stad/dorp en type wijk). Heb je vragen over de waardering van jouw woning, dan kun je de waardestaffels bij de taxateur van de gemeente of het belastingsamenwerkingsverband opvragen.
Aandachtspunten
-
Van een woning is sprake als minimaal 70 % van de oppervlakte van het object kan worden toegerekend aan woondelen dan wel daaraan volledig dienstbaar is. Gekeken moet worden naar het feitelijk gebruik van het object. Als minimaal 70 % kan worden toegerekend aan de woondelen, dan is het gehele object een woning.
-
Als een object voor minder dan 70 % kan worden toegerekend aan woondelen is er sprake van een niet-woning. Binnen zo'n niet-woning zijn er echter delen die een woonfunctie kunnen hebben. Die delen worden dan als woning behandeld. Voor de waardering van de niet-woning worden die gedeelten dus uitgezonderd van de gebruikersheffing voor de onroerende zaakbelasting. Het onderscheid is dus van belang voor het soort onroerende-zaakbelasting. De waardering van een niet-woning of een niet-woning gedeelte valt buiten het werkgebied van de vereniging. We kunnen daar dus niets over zeggen.
Hoe nu verder?
- Waarderingskamer: voor meer informatie over hoe de WOZ-waarde tot stand komt.