
Het is de bedoeling dat in 2050 vrijwel geen enkele woning in Nederland nog een aardgasaansluiting heeft. Daarom staat in het Klimaatakkoord dat al 20 jaar eerder, in 2030, 1,5 miljoen woningen niet meer met aardgas worden verwarmd.
Een warmtenet is een ondergronds buizennetwerk waardoor warm water stroomt. Met dat water kun je huizen en douche- en kraanwater verwarmen. In de volksmond wordt deze manier van verwarmen ook wel stadsverwarming genoemd. Vooralsnog komt de warmte vooral van kolen-, gas- en afvalcentrales. Maar in 2050 mag de warmte alleen nog van duurzame bronnen komen. Dan heb je het onder meer over geothermie (warmte uit de aarde), aquathermie (warmte uit oppervlakte- en rioolwater) of over restwarmte van bedrijven, zoals datacentra.
Met de gewonnen warmte wordt het water in het warmtenet verwarmd. Tot welke temperatuur, hangt af van de warmtebron. De warmte van datacentra heeft bijvoorbeeld een veel lagere temperatuur dan de warmte uit de bodem. Het water stroomt via een ondergronds
buizennetwerk naar aangesloten woonwijken. In het verdeelstation in een woonwijk geeft het zijn warmte af aan een andere leiding met water. Het water in die leiding stroomt naar de warmteafleverset in woningen – een kastje, meestal opgehangen
in de meterkast. De afleverset verdeelt het water over de radiatoren in huis. Het water dat zijn warmte heeft afgegeven stroomt terug en dan begint het proces opnieuw.
In een huis dat is aangesloten op een warmtenet hangt geen cv-ketel en de bewoners koken meestal elektrisch. Zodra je een huis aansluit op een warmtenet, moet dat worden geïsoleerd. Hoever je daarmee moet gaan, hangt vanzelfsprekend af van wat al is gedaan, maar ook van de temperatuur van het geleverde water. Want dat kan nogal verschillen: het water in het netwerk van buizen kan variëren tussen de 15 en 90 graden. Een huis dat goed is geïsoleerd kan met minder warm water goed worden verwarmd.
Huishoudens kunnen niet wisselen van warmteleverancier, omdat er maar één warmtebedrijf op een warmtenet is aangesloten. Ook staat de prijs van warmte ter discussie: die is nu nog gekoppeld aan de prijs van aardgas. En de prijs van aardgas stijgt, omdat het gebruik ervan wordt teruggedrongen. Daardoor stijgt de prijs van warmte ook, terwijl warmte wordt gezien als duurzame vervanger van aardgas.
In principe kunnen alle woningen met stadsverwarming worden verwarmd. Als het water in de leidingen warm genoeg is, krijg je zelfs een slecht geïsoleerd huis op temperatuur. Energiezuinig is dat natuurlijk niet.
Stadsverwarming is vooral rendabel in stedelijk gebied, met veel woningen per vierkante meter. Als woningen ver bij elkaar vandaan staan, zijn meer leidingen nodig. Dat maakt de aanleg en het onderhoud ervan duur. Ook verliest het water door de afstand veel warmte.
Zoals bij alle woningen is het belangrijk om te kijken naar het evenwicht tussen isolatie, het afgiftesysteem (bijvoorbeeld het aantal radiatoren) en de aanvoertemperatuur van het leidingwater.